zondag 14 december 2014

In geloof op weg naar het Koninkrijk

rotsvast geloven betekent horen en doen
Soms kom ik van die Bijbelgedeelten tegen, die ik al heel vaak gehoord of gelezen heb, maar die ineens opnieuw tot me spreken. Zo las ik vandaag de woorden van Jezus tegen Petrus, nadat deze de bekende woorden sprak: "U bent de messias, de Zoon van de levende God." (Matteüs 16:16) Het wordt vaak de belijdenis van Petrus genoemd. Het antwoord van Jezus is bijzonder!  "Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel." (Matteüs 16:17) Deze geloofsbelijdenis is niet het resultaat van onderwijs of eigen inzichten. En dus ook niet het resultaat van het onderwijs van Jezus zelf. Het is een openbaring vanuit de hemel. Een rechtstreekse boodschap vanuit de hemel, die Petrus mag doorgeven. Petrus mag zeggen, wat de Vader wil dat Hij zegt.

En dan volgen de bekende woorden: "Jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn." (Matteüs 16:18-19)

Het beeld van de rots kom ik in het Oude Testament tegen als beeld van God zelf. David zingt: "HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij u kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht, mijn toevlucht, mijn redder, u redt mij van het geweld." (2 Samuel 22:2-3) In diverse psalmen wordt dit beeld herhaald. Ook kom ik de rots als beeld van Christus tegen: "En ze aten allemaal hetzelfde geestelijke voedsel en dronken allemaal dezelfde geestelijke drank. Ze dronken uit de geestelijke rots die hen volgde – en die rots was Christus." (1 Korintiërs 10:3-4) In de woestijn geeft God Zijn volk te drinken uit de rots. Een schaduwbeeld van Christus, die zichzelf het 'levende water' noemt. (1 Johannes 4:10). 

Vertrouwen
Tegelijk gebruikt God het ook als beeld voor de afgoden. "Waar zijn je goden nu? Waar is de rots waarop je steunde?" (Deuteronomium 32:37) En Jesaja profeteert: "Want je bent de God van je redding vergeten, de rots waarop je steunde, heb je veronachtzaamd." (Jesaja 17:10) Israël keerde God de rug toe, keer op keer. En ook Christus, de bron van levend water, keerden ze later de rug toe. Ze hadden hun eigen rotsen waarop ze vertrouwden. Dat bleek ook uit hun gedrag. Niet voor niets spreekt Jezus de mensen daar op aan: "Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon." (Matteüs 6:24) Anders gezegd: er is maar één rots waar je op kunt bouwen.

Religie
Daarnaast kan geloof in God ook zo maar religie zijn of worden. Iets van het hoofd in plaats van het hart. Het lijkt allemaal zo mooi en vroom aan de buitenkant. Maar toch is het niet wat God wil. En voor hen heeft Jezus een duidelijke boodschap: "Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” (Matteüs 7:21-22) 

Toen ik deze verzen een paar maal las, drong het tot me door dat Jezus hier niet ontkent dat ze geprofeteerd hebben, demonen hebben uitgedreven of wonderen hebben verricht. Hij spreekt ze aan op het "Heer, Heer"-stukje. Blijkbaar zijn mensen ook in staat tot deze dingen zonder dat Jezus Heer is in hun leven. Jezus waarschuwt daar later ook voor: "Want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die indrukwekkende tekenen en wonderen zullen verrichten om ook Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden. Let op, ik heb jullie dit van tevoren gezegd." (Matteüs 24:24-25) Deze mensen zullen echter ook door ons te ontmaskeren zijn. Zo lees ik in 1 Johannes 4 dat zij te herkennen zijn aan het feit, dat zij Jezus niet als mens erkennen en dat zij de taal van de wereld spreken en dat de wereld naar hen luistert. Ze praten de mensen dus naar de mond. Deze valse profeten zeggen dan misschien wel "Heer, Heer", maar Jezus kan hun Heer niet zijn, omdat ze niet erkennen dat Hij als mens op aarde kwam. En dus kunnen ze misschien wel profeteren, wonderen doen of demonen uitdrijven, maar niet in Jezus naam. Ik acht het zeer aannemelijk dat in veel kerken om deze reden zo terughoudendheid te vinden is wat betreft deze gaven. Een soort van angst voor valse profetie. Vervolgens wordt dan als argument gebruikt, dat dit alleen was weggelegd voor de apostelen in die tijd. Maar dat zou betekenen dat de kenmerken van gelovigen die Jezus noemt tijdgebonden zouden zijn: "Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen,  met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’" (Marcus 16:17-18) Ik geloof niet dat gelovigen toen aan andere dingen herkenbaar waren, dan de gelovigen van nu. Ik kan daar ook geen Bijbelse argumenten voor vinden.

De wil van Vader
Wel wordt duidelijk, dat profeteren, wonderen doen of demonen uitdrijven op zichzelf ons geen toegang tot het Koninkrijk geven. Dat is alleen weggelegd voor wie Jezus erkent en handelt naar de wil van de hemelse Vader. Handelen naar de wil van God kan ik alleen wanneer ik nauw met Hem verbonden ben. Met iemand waar ik veel over lees of waar ik veel over hoor heb ik nog geen relatie. Dat komt pas wanneer er echt zelf met diegene in contact kom en van daar uit een verlangen groeit om die persoon steeds beter te leren kennen. Wanneer er over een weer een liefde groeit. Pas dan is er sprake van een relatie en van verbondenheid. Zo is het ook als het gaat om mijn relatie met God. Pas wanneer ik echt met Hem verbonden ben, leer ik Zijn wil kennen en daar ook naar handelen. Profeteren, wonderen en het uitdrijven van demonen op zichzelf zeggen dus niets over mij. Daarvoor is meer nodig, namelijk dat Jezus ook daadwerkelijk Heer is in mijn leven. En dat zal onder andere blijken uit wat ik verkondig. "En zij gingen op overal heen om te prediken, en de Heere werkte mee en bevestigde het Woord door tekenen die er op volgden." (Marcus 16:20 HSV) 

Jezus komt in Matteüs 7 met nog een belangrijke les voor Zijn volgelingen. Opnieuw gebruikt Hij daarvoor het beeld van een rots: "Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. En wie deze woorden van mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand." (Matteüs 7:24,26) 
Horen én handelen moeten hand in hand gaan. Wanneer ik luister naar Jezus woorden en die ook in praktijk breng, dán lijk ik op een man die zijn huis op een rots bouwde. Mijn omstandigheden blazen me dan niet omver. Mijn geloof is een zeker weten en een vast vertrouwen. 
Luister ik wel, maar breng ik Jezus' woorden niet in praktijk? Dan lijk ik op iemand die zijn huis op het zand bouwde. Mijn omstandigheden zullen mij keer op keer omver werpen. En telkens zal de twijfel mij lam slaan.

Rotsvast geloof
Wanneer ik tegen die achtergrond opnieuw de woorden van Petrus lees, begrijp ik de woorden van Jezus steeds beter! Vanuit een diepe relatie met Jezus zegt Petrus: "U bent de messias, de Zoon van de levende God." (Matteüs 16:16) Hier klinkt "Heer, Heer" uit de mond van iemand bij wie Jezus ook echt Heer van zijn leven is. Iemand die de wil van de hemelse Vader doet. Iemand bij wie horen en doen hand in hand gaan, net als bij Jezus zelf. Iemand die is als een man, die zijn huis bouwt op een rots. En op zo iemand, zegt Jezus, wil Ik Mijn gemeente bouwen. Gevestigd op dat rotsvaste geloof zal die gemeente, de bruid van Christus, niet overweldigd worden; zelfs niet door de poorten van het dodenrijk. Satan zal er geen vat op hebben! 

Sleutels
En dan zijn er nog de sleutels tot het hemels koninkrijk die Petrus krijgt en het gezag om te binden en te ontbinden. In Matteüs 18:18 lees ik, dat ook de andere discipelen dit gezag wordt gegeven. Daar staat het heel nadrukkelijk in het kader van de onderlinge omgang binnen de gemeente. Binden en ontbinden zijn juridische termen. De bruid moet zich, in afwachting van de Bruidegom, rein houden. Er is juridisch al sprake van een verbintenis. Ze moet klaar staan voor Zijn komst. Daarvoor zal ze alles wat ze doet moeten wegen: wat is zuiver en wat niet? Alles wat niet zuiver is of die zuiverheid bedreigt zal ze weg moeten doen. Ze leeft nu al zoals ze straks zal leven wanneer ze met haar Bruidegom samen is. Vlak voordat Jezus naar de hemel gaat, herhaalt hij deze woorden nog een derde keer, in een iets andere vorm: "Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven." (Johannes 20:22-23) 

Duidelijk is, dat het bij sleutels gaat om ergens toegang te krijgen. En in Matteüs 7 lazen we dat alleen wie de wil van de Hemelse Vader doet toegang zal krijgen tot het Koninkrijk van de Hemel. Zouden we de sleutels misschien in dat licht moeten interpreteren? Dat Petrus en later ook de andere discipelen in staat worden gesteld om de wil van de Vader te verkondigen in navolging van Jezus?

Tegen de Farizeeën en Schriftgeleerden zegt Jezus: "Wee jullie wetgeleerden, want jullie hebben de sleutel tot de kennis weggenomen; zelf zijn jullie niet binnengegaan, en anderen die wel binnen wilden gaan hebben jullie tegengehouden." (Lucas 11:52) Door hun onderwijs hadden ze het volk de weg naar God moeten wijzen, zodat ze Hem zouden leren kennen en zouden verlangen naar een relatie met Hem. Maar door hun optreden en al hun eigen verzinsels stonden ze juist die relatie in de weg! De weg die zij de mensen wezen bleek doodlopend.

De Weg
Jezus wijst zijn discipelen een nieuwe weg: "Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden. Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven." (Johannes 14:6,15-17) En met die boodschap hebben ze de sleutels in handen tot het Koninkrijk van de Hemel. Gods kinderen wacht een geweldige toekomst, bereikbaar via de weg van geloof. Voor en door wie die weg bewandelt is dat Koninkrijk nu al zichtbaar en tastbaar.

2 opmerkingen: