In 2 Korintiërs 3 neemt Paulus mij mee naar het moment, dat Mozes de Tien Woorden ontvangt op de berg Sinaï. "Mozes daalde de Sinai af, met de twee platen van het verbond bij zich. Hij wist niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken." (Exodus 34:29) Mozes heeft zelf niets in de gaten. Ongetwijfeld is hij vol van wat hij allemaal heeft meegemaakt. Maar het echte effect, namelijk dat hij straalt doordat hij zo dicht in Gods nabijheid was, dát heeft Mozes niet in de gaten. Daar komt hij pas achter wanneer hij weer onder de mensen komt. "Toen Aäron en de andere Israëlieten de glans op Mozes’ gezicht zagen, durfden zij niet naar hem toe te gaan." (Exodus 34:30) Wat ze zien is zo indrukwekkend en overweldigend, dat ze een flink aantal stappen achteruit doen. Gods aanwezigheid straalt van Mozes af. De mensen worden er bang van.
Deze reactie is niet verwonderlijk. Want God zelf had via Mozes aan het volk laten weten, dat ze de berg niet mochten betreden. Wie het toch deed, zou ter plekke sterven. Deze opdracht van God werd nog eens onderstreept door het indrukwekkende schouwspel: "Heel het volk was getuige van de donderslagen en lichtflitsen, het schallen van de ramshoorn en de rook die uit de berg kwam. Bij die aanblik deinsden ze achteruit, en ze bleven op grote afstand staan." (Exodus 20:18) Groot was het ontzag voor God! Hoe zou een zondig mens ooit in Zijn nabijheid kunnen komen?!
Maar God laat zien, dat Hij het andersom wél kan en ook doet! Mozes wordt er door God op uit gestuurd om te stralen te midden van het volk. Hij mag het volk onderwijs geven over hoe God Zijn volk een gelukkig leven wil geven. "Mozes riep hen bij zich. Aäron en de leiders van het volk kwamen bij hem en Mozes sprak met hen." (Exodus 34:31) Mozes nodigt hen uit: 'Ik heb jullie namens God iets bijzonders te vertellen!' En letterlijk stralend brengt hij het woord van God!
Wanneer hij uitgesproken is bedekt Mozes zijn gezicht. "Steeds wanneer Mozes voor de HEER verscheen om met hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten kwam. Als Mozes de Israëlieten dan zei wat hem opgedragen was, zagen zij hoe zijn gezicht glansde. Daarna bedekte hij zijn gezicht met de doek, totdat hij opnieuw met de HEER ging spreken." (Exodus 34:34:-35) Mozes laat zich letterlijk vullen met de glans van Gods nabijheid. Hij moet letterlijk steeds weer naar God toe. Om Gods woord te kunnen spreken, zal hij eerst zelf in Gods nabijheid moeten zijn en zich laten vullen. En wanneer hij daarna Gods woorden spreekt tegen het volk mag hij stralen. Maar vervolgens bedekt hij zijn gezicht weer.
Paulus geeft in de tweede Korintebrief hiervoor de verklaring. De boodschap die Mozes namens God had voor Israël, inclusief de Tien Woorden, leidden tot veroordeling. Het moest het volk er van doordringen hoe zondig ze waren, ten dode opgeschreven en dat ze zelf nooit uit die uitzichtloze situatie zouden kunnen komen ánders dan door Gods ingrijpen. De offers die ze voortaan moesten brengen, waren een schaduw van het offer dat het Lam van God eens zou brengen. Niemand is in staat om via al deze voorschriften zichzelf te redden. En daarom zou er Iemand komen die dat wél kon! Alle voorschriften die Mozes de Israëlieten voor houdt, zouden eens door Christus worden vervuld. In de Hebreeënbrief schrijft Paulus: "Omdat de wet slechts een voorafschaduwing toont van al het goede dat nog komen moet en daarvan niet de gestalte zelf laat zien, heeft hij ook niet de kracht om degenen die jaar in jaar uit met steeds dezelfde offers aan de dienst deelnemen ooit tot volmaaktheid te brengen." (Hebreeën 10:1)
Zou God dit toen meteen al aan het volk Israël hebben verteld, dan zou iedereen de voorschriften aan de kant hebben geschoven en zou niemand naar Mozes hebben geluisterd. Want waarom zou je iets doen, dat je toch geen redding brengt? Ze zouden hun leven onveranderd laten in afwachting van wat later zou komen. En daarom was het nodig dat Mozes zijn gezicht bedekte, opdat de Israëlieten niet de indruk zouden krijgen dat het maar iets tijdelijks was waarover Mozes sprak of zoals Paulus zegt: "opdat de Israëlieten hun ogen niet gericht zouden houden op het einddoel van wat tenietgedaan wordt." (2 Korintiërs 3:13 HSV) God wilde hen juist bepalen bij de ellende waarin ze zaten. Ze moesten zelf in gaan zien, dat ze ten dode waren opgeschreven en dat ze zelf niet in staat waren om daar iets aan te veranderen of zélf heilig te leven voor God. Ze moesten zélf tot de conclusie komen, dat ze daarvoor Iemand anders nodig hadden: de Messias!
Maar, zegt Paulus, die tijd ligt achter ons! "Wanneer wat tot veroordeling leidt al met luister is bekleed, dan is wat tot vrijspraak leidt dat des te meer. De luister van toen is niets in vergelijking met de overweldigende luister van nu. Wanneer wat verdwijnt al luister bezit, geldt dat des te meer voor wat blijft." (2 Korintiërs 3:9-11) De boodschap die we nu mogen brengen namens God is nog veel stralender, dan de boodschap toen voor Israël! Voor wie Christus niet heeft aangenomen, is er niets veranderd. Voor hen ligt er nog steeds een sluier over het evangelie. Waar Gods voorschriften voor toen nog steeds worden voorgelezen en de indruk wordt gewekt dat langs die weg redding mogelijk is, daar ligt een sluier over de harten van de mensen.
Er is maar één manier om van die sluier af te komen: "Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt, wordt de sluier weggenomen. Welnu, met de Heer wordt de Geest bedoeld, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd." (2 Korintiërs 3:16-18) Indrukwekkend wat Paulus hier zegt! Dank zij Christus mag ik, net als Mozes, elke dag weer in Gods nabijheid zijn en mij laten vullen door Zijn liefde en Zijn Woord. Ook ik mag stralen! Niet tijdelijk, maar meer en meer! De Geest verandert mij naar het beeld van God! Wanneer ik Christus aanvaard, Gods nabijheid zoek en de Geest in mij aan het werk gaat, wordt ik echt een ander mens! Stralend door én voor God!
En net zoals dat bij Mozes niet onopgemerkt bleef, zo kan dat ook bij mij niet onopgemerkt blijven. Iedereen moet dit aan mij kunnen zien. "God zij gedankt dat hij ons, die één zijn met Christus, in zijn triomftocht meevoert en dat hij overal door ons de kennis over hem verspreidt als een aangename geur. Wij zijn de wierook die Christus brandt voor God, zowel onder hen die worden gered als onder hen die verloren gaan." (2 Korintiërs 2:14-15) Goed om op te merken: Paulus heeft het hier over een feit, niet over een mogelijkheid! Het is geen keuzeoptie, waarbij we er voor zouden kunnen kiezen om als christen een aangename reuk te verspreiden. Het is geen keuze, maar het is onlosmakelijk met elkaar verbonden! Wie één is met Christus ís wierook; een kanaal geworden waarlangs Christus de kennis over Hem verspreid als een aangename geur.
Niet iedereen zal deze geur overigens aangenaam vinden, vertelt Paulus er meteen bij! "Voor de laatsten (hen die verloren gaan) is het een onaangename geur die tot de dood leidt, voor de eersten (hen die één zijn met Christus) een heerlijke geur die leven schenkt." (2 Korintiërs 2:16) En even later: "Wanneer er dan toch nog een sluier ligt over het evangelie dat wij verkondigen, geldt dit alleen voor hen die verloren gaan: de ongelovigen, van wie de gedachten door de god van deze wereld zijn verblind, waardoor ze het licht van het evangelie niet kunnen zien, de luister van Christus, die het beeld van God is. (2 Korintiërs 4:3-4)
Evangeliseren is dus geen optie, maar onlosmakelijk verbonden met mij als christen. God laat mij met dit gedeelte dus heel duidelijk in de spiegel kijken. Ik hoef niet allerlei activiteiten te gaan oppakken om het evangelie te gaan verkondigen. Als het goed is hangt het evangelie als een aangename geur om mij heen. Als het goed is straalt het evangelie aan alle kanten van mij af!
En ja, dan krijg ik ook te maken met weerstand! Ik ontmoet mensen voor wie de geur helemaal niet aangenaam is. Die hun neus er voor ophalen. Satan, de grote tegenstander, doet er alles aan om mensen te verblinden. Maar daar hoef ik mij niet door laten weerhouden! "Wij verkondigen niet onszelf, wij verkondigen dat Jezus Christus de Heer is en dat wij omwille van hem uw dienaren zijn. De God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus." (2 Korintiërs 4:5-6)
In Christus bracht God licht in mijn duisternis. En dat licht kan ik niet verstoppen! Jesaja profeteerde al: "Vol vreugde zullen jullie water putten uit de bron van de redding." (Jesaja 12:3). Jezus haalt deze profetie aan wanneer Hij zegt: "Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft." (Johannes 7:38) En ook: "Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel." (Matteüs 5:14-16)
Ik begon met twee vragen die ik had aan God: Wat wilt U dat ik voor U doe? Waar moet ik me van U mee bezig houden? En het antwoord dat Hij mij in deze Bijbelgedeelten geeft, is een tegenvraag: 'Zien de mensen Mij in jou? Want dát is mijn plan voor jou! Mozes kwam er pas achter dat hij straalde toen hij onder de mensen kwam. Vraag niet aan Mij wat je moet gaan doen, maar vraag aan de mensen om je heen of je gedaan hebt, waartoe Ik je bestemd heb!'
Dank u God dat U spreekt! Dank U voor Uw Woord, waarin U lang geleden Uw antwoorden al liet opschrijven! Laat mij een stralend, overweldigend en liefdevol licht zijn in de duisternis!
Wat goed om te lezen!
BeantwoordenVerwijderenMooi is dat, om het helemaal ui te diepen! Dank je wel.
BeantwoordenVerwijderenmooi!
BeantwoordenVerwijderen